开始上荷兰语二级了，用的教材是学校语言中心编的Nederlands in actie，由于觉得自己基础实在太差了，好好整理整理学习笔记吧。这本书一共有九个主题，这是第一主题的笔记，PART是我自己分的，书里只分听说读写四部分。由于每课的内容太多，要分次整理了。

 

PART 1. Ideale zaterdag P.13

【词汇】

rond: around

zelf-gemaakte: self-made

proeven:taste

gewoon: just

op de banken: on the bench

meestal:mostly

haal:take

kletsen: chat

haal: take

kraampje:stall

alweer: again

bevuld: stuffd

【句型】

Dat is niet zo moeilijk

Ik ga naar de markt

Spreek

【语法】

表示时间 可以放在句首

Eerst

Om een uur of twaalf

Dan

Vervolgens (then)

Daarna

's Avonds

【词汇】

eruit: out

op kandoor: in office  Hij heeft nooit op kantoor gewerkt.

een haar geleden: ago

blif thuis: stay at home  Dus blijf ik thuis.

【Oefening 1】p.14

blij:happy

regent: rain

moe: tired

verkouden: have a cold

saai: boring

【Oefening 2】

op het station

bij de tandarts

ongeveer: about

 

1.Gisterren zag ik hem op het station.

2. Vorig jaar zijn zij naar Japan geweest. (Zij zijn vorig jaar naar Japan geweest)

3. Dinsdag moet hij om 15.00 uur bij de tandarts zijn.

4. Elke maandag zitten we van 11.00 tot 13.00 uur in zaal 53.

5. Gisteren heb ik de hele dag in de sporthal gevoetbald.

6. Zaterdag kunnen ze om ongeveer 17.00 uur bij ons thuis zijn. 

【Oefening 3】

daarom: therefore

tegenover mijn kantoor: opposite my office

PART 2: Een afspraak maken 本课重点

Lijkt het je leuk om...? Does it look nice for you on ...?

Heb je zin om...? How does ... feel like?   zin: sense 

Wat dacht je van maandag? Nee, dan kan ik niet/ Ja, dat kan.

Waar zien we elkaar? Where shall we meet? 

Ik haal je wel op. I will pick you up. 

verzetten:move

afzeggen:cancel

 

PART 3: Luisteropdracht

Ik heb gehoord dat (I have heard that)

dat klopt: that's true

Lijkt het je leuk om samen te gaan? Seems you want to go together? 

het spijt me: I'm sorry

noteer: note

 

PART 4: Spreekopdracht

1. samen met... 

medestudent: fellow student

wekstuk:work

daarom: therefore

voorstel: proposal

tijdstrip: time

Ik wil graag een afsprak maken voor de werkstuk. Lijkt het je leuk om Maandag? 

2. Sorry, ik ben ziek. Vandaag kan ik niet te komen. Kan het deze week nog? 

3. meegaat: ga mee

Nee, het spijt me. Ik moet vanavond werken. 

4. koelkast: refrigerator

Nee, het spijt me, dat komt me niet zo goed uit. 

5. kapper: hairdresser

Sorry, ik kun allen zaterdag 

6. Ik ben thuis tussen 6 en 8 uur vanavond.